Toen het einde van mijn rechtenstudie in zicht was, heb ik de stoute schoenen aangetrokken: ik meldde me aan bij de kunstacademie te Maastricht: plastische vormgeving (in de volksmond: beeldhouwen). Enkele jaren heb ik de studies gecombineerd en later heb ik de academie met mijn juridische werk gecombineerd. Aan het eind van het derde jaar besloot ik de academie op te geven voor een loopbaan op het juridische gebied. Nu zo’n twintig jaar later kruipt het bloed waar het niet gaan kan en heb ik met veel enthousiasme het schilderen en keramiek opgepakt.
Ik vind het fijn om dingen te maken. Om van zoiets eenvoudigs als een doek en wat verf een gevoel, een beleving over te dragen, dat de manier waarop ik die verf op dat doek overbreng ertoe leidt dat er iets nieuws ontstaat, iets dat het puur en alleen verf op doek gebrachte, overstijgt. Want laten we wel wezen: iedereen, letterlijk iedereen, kan verf op een doek aanbrengen.
Als ik schilder ben ik alleen maar bezig met het werk; de kleur, de compositie. Op dat moment bestaat er niets anders, dan ben ik even los van de wereld. Dan leef ik in mijn (schilder)wereld, in mijn beeld. Dat is fijn. In die wereld zijn er geen problemen, groot of alledaags. Het enige dat me bezighoudt is welk beeld wil ik maken en hoe bereik ik dat met mijn beperkte middelen, te weten doek en verf. Hoe verbeeld ik het gevoel midden in een stormachtige zee te zijn, zonder die stormachtige zee letterlijk te schilderen. En me alleen maar met deze vraag te hoeven bezighouden geeft me een enorm gevoel van vrijheid. Vrijheid om in mijn eigen wereld, in mijn eigen beeld te mogen leven.